Bruinvis
Zeeuwse Delta
In Zeeland worden de laatste jaren opvallend veel bruinvissen gespot. De Westerschelde heeft een open verbinding met zee, maar de Oosterschelde is gedeeltelijk afgesloten door de stormvloedkering. Het is daarom niet helemaal duidelijk of het in de Oosterschelde om een vaste groep gaat, of dat de bruinvissen via de Oosterscheldekering in en uit kunnen zwemmen. Uit onderzoek blijkt dat de bruinvissen in de Oosterschelde zeker niet geregeld heen en weer zwemmen naar de Noordzee. Dat kan zorgelijk zijn, want het sterftecijfer in de Oosterschelde ligt hoger dan in de Noordzee. Mogelijk kunnen de bruinvissen in de Oosterschelde niet genoeg vis vinden. Uit onderzoek blijkt dat bruinvissen die in de Oosterschelde dood gaan hebben geleefd van een mager en eenzijdig dieet. In 2010 zagen onderzoekers bij tellingen bruinviskalfjes die zo jong waren, dat het wel heel waarschijnlijk is dat er ook jongen in de Oosterschelde worden geboren. Ronduit uitzonderlijk zijn de meldingen van bruinvissen in het Grevelingenmeer. Door de Grevelingendam en de Brouwersdam is deze voormalige zeearm van de zee afgesloten. In 2006 werd er voor het eerst een bruinvis gezien, daarna volgde regelmatig nieuwe meldingen en foto's. Het gaat waarschijnlijk steeds om het zelfde dier. Deze bruinvis is erg tam en zwemt vaak mee met varende zeilboten.
Aantallen in de Nederlandse Noordzee
Tot voor kort wist niemand precies hoeveel bruinvissen er in het Nederlandse deel van de Noordzee zwemmen. Onderzoekers van IMARES hebben, door middel van vliegtuigtellingen, een eerste complete schatting gemaakt. In maart 2011 telden ze maar liefst 85.572 van deze kleine tandwalvissen in ons deel van de Noordzee. Dat aantal komt overeen met bijna de helft van alle bruinvissen in de hele zuidelijke Noordzee! De aantallen bruinvissen in het Nederlandse deel van de Noordzee verschillen erg per seizoen. In maart 2011 werden er drie keer zoveel bruinvissen geteld als in de zomer en herfst van 2010. Toen telden ze er minder dan 30.000. De meeste kans om bruinvissen te zien heb je dus in de winter. In alle seizoenen zagen de onderzoekers de grootste aantallen in het gebied tussen de Bruine Bank en de Borkumer Stenen. De meeste kalfjes werden in juli gezien, volgens de onderzoekers bevestigt dit dat bruinvissen hier ook echt jongen krijgen.
Kalfje
Het kalf wordt tot een maand of acht gezoogd, hoewel het in die tijd al wel af en toe een visje eet. In die periode leren de kalfjes van hun moeder de kneepjes van het vak. In september 2011 waren werknemers op een gasproductieplatform getuige van zo'n les. Gedurende een aantal weken verbleef een moeder met haar kalf onder het platform. Het jong werd er gezoogd. Geregeld zagen de werknemers ook dat het moederdier een nog levende vis naar de oppervlakte bracht, die vlak voor het toesnellende jong werd losgelaten. Het kalf probeerde de vis vervolgens te vangen, soms lukte dat maar soms ook niet.
Na de zoogtijd stapt het jong helemaal over op vis, wat niet altijd even gemakkelijk is: jonge bruinvissen hebben vaak moeite met het vinden van voldoende eten. Veel van de bruinvissen die dood op het strand worden gevonden zijn pas een jaar oud. Ze zijn dan ongeveer 100 centimeter lang.
Bruinvisspotten
Op zee valt het niet mee om een bruinvis te spotten. In tegenstelling tot de meeste andere dolfijnen springen bruinvissen bijna nooit boven het water uit. Hierdoor zie je meestal niet meer dan het bovenste deel van de rug met de rugvin wanneer het dier boven komt om adem te halen. Bruinvissen leven alleen of in groepjes van drie tot vijf dieren, soms met meer. Als je twee bruinvissen bij elkaar ziet gaat het vaak om een moeder met jong. Wanneer ze trekken vormen ze soms grotere groepen. Vanaf het land, het strand of een (veer)boot heb je in de winter de meeste kans om een bruinvis te zien.
bruinvis-zwemmend-marsdiep.JPG
Terug van weggeweest
Tot in het midden van de vorige eeuw kon je op sommige plaatsen vanaf het land altijd bruinvissen zien, zoals in het Marsdiep. Dit veranderde tussen de jaren 1950 en 1980. In alle kustgebieden van de zuidelijke Noordzee leefden er toen veel minder door verontreinigingen (met name PCB's). De visserij op kleine vissoorten nam toe waardoor er minder voedsel voor de bruinvissen beschikbaar was. Bovendien raakten steeds meer bruinvissen verstrikt in visnetten. Sinds 1995 worden er weer vaker bruinvissen langs de kust gezien. De populatie in de zuidelijke Noordzee groeide zo snel dat dit niet kon komen door geboortes alleen. Uitgebreide tellingen vanaf zeeschepen in 1994 en 2005 toonden aan dat het totaal aantal bruinvissen in de hele Noordzee in beide jaren rond de 250.000 dieren schommelde. Maar in 1994 zaten ze vooral in de noordelijke Noordzee, en in 2005 vooral in de zuidelijke Noordzee. Ook de visetende zeevogels in de noordelijke Noordzee waren in die periode afgenomen. Onderzoekers nemen aan dat de bruinvissen naar de zuidelijke Noordzee zijn gegaan om nieuwe voedselbronnen te zoeken.
Verspreiding en leefgebied
Bruinvissen zijn bewoners van ondiepe, relatief koude kustzeeën. In de hele Noordzee leven er ongeveer 250.000, in het Nederlandse deel enkele tienduizenden. Toen daar nog veel vette ansjovis voorkwam, leefden er in de Zuiderzee en de Waddenzee ook veel bruinvissen. Nu worden ze daar nauwelijks meer gezien.
kaart-bruinvis.jpg
Menu
Bruinvissen vinden hun voedsel onder water met behulp van 'sonar'. In het kustgebied van Nederland en in de Oostzee eten ze vooral kleine bodemvissen zoals grondels. In het open water van de Noordzee jagen ze meer op jonge haringachtige vissen. In de Duitse Waddenzee gaan de bruinvissen juist voor kleine platvissen. Het eten van grote platvissen kan gevaarlijk zijn voor een bruinvis. Verschillende aangespoelde bruinvissen bleken gestikt te zijn na het eten van te grote platvissen. Twintig jaar geleden aten de bruinvissen in de Noordzee vooral wijting. Deze vissoort komt nu veel minder voor. Bruinvissen zijn daarom overgestapt op het eten van grondels. Die zijn wel een stuk kleiner dan wijtingen. Daarom moeten ze veel meer vis vangen om toch genoeg energie binnen te krijgen. Vooral in de zomer zien de onderzoekers aan de gestrande bruinvissen dat ze moeilijk aan hun kostje kunnen komen. Per dag heeft een bruinvis ongeveer 5 kilogram vis nodig, 10% van het lichaamsgewicht. Er is een theorie dat bruinvissen elkaar helpen met het zoeken van voedsel door middel van hun sonarsysteem. Waarschijnlijk is juist het verspreide voorkomen van de groep een middel om een groter stuk zee af te zoeken.
Paartijd
Bruinvissen paren in de periode juni tot begin augustus. Elf maanden later worden de jongen geboren, zodat de geboortepiek in juli valt. De vrouwtjes krijgen hun eerste kalf als ze 5 of 6 jaar oud zijn. De meeste bruinviswijfjes krijgen niet ieder jaar een jong.
Walvisluizen
Walvisluizen zijn een soort kreeftjes, maar ze zijn niet zo onschudlig als dat klinkt. Het zijn echte parasieten. De beestjes eten de huid, het vet en het bloed van bijvoorbeeld bruinvissen. Ze leven vooral op zieke en verzwakte dieren. Die kunnen er veel last van hebben. Walvisluizen kunnen zich bijvoorbeeld rond een wond ophopen. Gezonde bruinvissen zorgen er wel voor dat de plaaggeesten geen kans krijgen! Door flink te schuren zijn ze wel te verwijderen.
fitis-walvisluis-sd(1).jpg
Strandingen en onderzoek
Tot 1965 spoelden bruinvissen vooral in de zomer aan. Na dat jaar werden ze meer in de herfst en winter gevonden. Hoewel Nederland een korte kustlijn heeft, stranden er opvallend veel bruinvissen op onze kust. Gemiddeld worden hier zo’n 400 bruinvissen per jaar gevonden, terwijl er in omringende landen een stuk minder gezien worden. Op de kusten van het Verenigd Koningrijk bijvoorbeeld, toch zo’n 30 keer langer dan onze kustlijn, stranden er ‘maar’ 200 per jaar. Ook de vondsten in Frankrijk en Denemarken liggen een stuk lager, zo’n 130 per jaar. Het is onduidelijk waarom er zo veel bruinvissen in Nederland stranden. Zwemmen er meer bruinvissen voor onze kust of gaan er hier meer dood? Worden de bruinvissen hier makkelijker gevonden of is de zeestroming zo dat ze allemaal hier het strand opdrijven? In 2011 werden alle records verbroken. In juli en augustus van dat jaar strandde bijna vier keer zoveel dode bruinvissen als in dezelfde periode in voorgaande jaren. De oorzaak van deze piek is nog niet bekend. Wanneer een dode bruinvis aanspoelt wordt hij gemeld bij bij het vrijwillige Nederlandse strandingsnetwerk en de betreffende gemeente. Zo veel mogelijk gestrande dieren worden onderzocht. Dit gebeurt door de afdeling Pathologie van de Faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht. Levende bruinvissen worden naar SOS Dolfijn vervoerd, bij het Dolfinarium in Harderwijk, om daar weer op te knappen.
Bescherming
Ten westen van het Duitse Waddeneiland Sylt is een bruinvissenreservaat ingesteld omdat daar veel jongen worden geboren. In Nederland staan bruinvissen op de lijst van beschermde dieren van de habitatrichtlijn. Vanaf 2010 wordt er door het Ministerie van EL&I gewerkt aan een soortbeschermingsplan voor de bruinvis. Het Koninklijk Nederlands Instituut voor Zeeonderzoek (NIOZ) heeft hiervoor een onderzoeksplan gemaakt.
Gevaren
In 2006 werd door een grote groep onderzoekers gekeken naar de doodsoorzaak van gestrande bruinvissen. Uit dat onderzoek bleek dat meer dan de helft van de bruinvissen was verdronken. Waarschijnlijk komt dit doordat ze verstrikt raken in netten van warnetvissers of staand want vissers. Bij soortgelijk onderzoek in Denemarken in 1974 bleek dat daar duizenden bruinvissen het slachtoffer werden van staande visnetten. De verdronken bruinvissen waren verder gezond en hadden vaak volle magen. Verdrinking kwam vooral in maart en april voor. Een tweede belangrijke doodsoorzaak vormden besmettelijke ziekten. Deze zieke dieren, met weinig vetreserves en lege magen, spoelden vooral in augustus aan. In 2007 kwam de zeehondencrèche Pieterburen met een eigen intern onderzoek in opdracht van de Nederlandse Vissersbond. In dit onderzoek was het aandeel van door verdrinking gestorven bruinvissen kleiner. Andere belangrijke doodsoorzaken in dat onderzoek waren longontsteking en verhongering.
Onderzoek aan het spek van pas gestrande bruinvissen liet zien dat er veel giftige stoffen in zitten, zoals een giftige vlamvertrager. Deze vlamvertrager wordt gebruikt in isolatieschuim en meubelbekleding. De vlamvertrager komt via afvalwater in zee terecht. Daar komen ze in vissen terecht. Omdat bruinvissen in hun leven veel vissen eten, komt er uiteindelijk veel van deze gitige stof in hun spek te zitten. De giftige stof ontregelt de schildklierhormoonhuishouding en de werking van het zenuwstelsel van de bruinvis.
IMARES-bruinvis-verward.jpg
Pingers
Steeds meer vissers bevestigen onderwaterluidsprekers aan hun visnetten om te zorgen dat bruinvissen er niet in verstrikt kunnen raken. Deze 'pingers' zenden geluid uit waar bruinvissen bang voor zijn. Vanaf 2007 is het gebruik van pingers verplicht voor de kieuwnetvisserij, behalve voor boten die kleiner zijn dan 12 meter. Toch zijn er ook nadelen aan het gebruik van pingers. In sommige gevallen leren zeezoogdieren dat het geluid van een plek komt waar ze gemakkelijk een visje kunnen 'pikken'. Dan werkt een pinger als een etensbel, en dat is gevaarlijk voor de bruinvissen.
Gestrande bruinvissen met vreemde wonden
In de winter van 2008/2009 spoelden meer dan 100 dode bruinvissen aan op de Noord-Hollandse stranden. Eén derde van deze dieren had grote langwerpige wonden op het lichaam. Op dit moment wordt onderzoek gedaan naar de oorzaak. Sommige onderzoekers denken dat de wonden veroorzaakt zijn door scheepsschroeven, terwijl andere denken dat deze gestrande bruinvissen slachtoffer waren van bijvangst in de visserij en kapot zijn gesneden om ze te laten zinken om zo de vangst te verdoezelen. Belgische onderzoekers hebben nu ontdekt dat er ook bruinvissen tussenzitten met bijtwonden van grijze zeehonden. Het is belangrijk te weten wat de oorzaak is van de strandingen en de wonden. Ook de vissers hebben de minister gevraagd onderzoek te laten doen naar de gestrande bruinvissen.