Gewone alikruik
Verspreiding en habitat
Gewone alikruiken komen voor in de Noord-Atlantische Oceaan, van in de Arctische wateren tot aan Spanje en ook langs de Amerikaanse oostkust. Ze zijn zeer algemeen in de Waddenzee en Deltawateren, en iets minder algemeen langs de Noordzeekusten. Tijdens laagwater kun je ze soms massaal op de strandhoofden, dijken, in getijdenpoeltjes, op oesterbanken en wieren vinden. Het zijn typische bewoners van harde ondergronden. Levende schelpen komen soms ook massaal voor op het zandstrand of de slikken. De gewone alikruik leeft in het midden tot lage getijdengebied. Ze kunnen hun huisje volledig afsluiten met een dekseltje en zo urenlang het droogvallen bij laagwater doorstaan.
fitis-getijdenpoeltje-1-sd_800.jpg
Herkenning
Meestal zijn gewone alikruiken donkerbruin tot grijs gekleurd. De slakken sluiten hun schelp af met een doorzichtig geelbruin dekseltje (operculum). Alikruiken en jonge tepelhorens worden weleens onderling verward. Maar alikruiken hebben – in tegenstelling tot de tepelhorens – geen navel (dat is het extra gaatje naast de mondopening). Lege schelpen van alikruiken worden soms ingenomen door een heremietkreeft. Kijk maar eens goed als je een trage slak topsnelheden ziet halen!
49762_gewone-alikruik_WoRMS-Claude-Nozeres.jpg
Leefwijze
Alikruiken leven op harde oppervlakten. En die hebben we niet van nature aan de Nederlandse en Vlaamse kust. Ze komen hier eerder voor op door de mens aangelegde harde structuren: strandhoofden, havenmuren, dijken. Op rotskusten – hun natuurlijke milieu – nemen verschillende soorten alikruiken elk hun eigen plekje in in het getijdengebied. Helemaal bovenaan leeft de ruwe alikruik Littorina saxatilis. In het middengebied is de gewone alikruik Littorina littorea best thuis. En helemaal beneden leven de stompe en vlakke alikruik Littorina obtusata en Littorina fabalis, die niet zo lang zonder water kunnen.
126521_gewone-alikruik_WoRMS-Julius-A.-Ellrich.jpg
Eitjes gaan de vrije loop
’s Nachts bij hoogwater gaan mannetjes en vrouwtjes gewone alikruiken paren. De bevruchte eitjes worden het ganse jaar door afgezet, met uitzondering van de koudste winterperiode. Het liefst doen ze dat bij springtij. De bevruchte eitjes gaan per 4 in een geleicapsule en worden zo in het water losgelaten. De eitjes ontwikkelen tot een larve die tot 7 weken vrij blijft ronddrijven. Als de larven ongeveer een halve centimeter groot zijn, gaan ze een plekje opzoeken in het getijdengebied en daar hun verdere leven doorbrengen.
Alikruik eet wier
Gewone alikruiken zijn alleseters. Ze voeden zich vooral met algen, wieren en dood organisch materiaal (detritus), dat ze opeten door met hun rasptong het oppervlak af te schrapen. Soms zie je op het slik een wirwar van eet- en kruipsporen door gewone alikruiken.
fitis-alikruik-hoorntjeswier-1-sd_800.jpg
Mens eet kreukels
Alikruiken worden bij laagwater in het wild verzameld en gegeten, nadat ze gekookt worden in een kruidige bouillon. Ze worden geserveerd als borrelhapje of vormen deel van een “Fruit de Mer”. Je moet het alikruikenvlees met een speldje of een metalen tandenstoker in een spiraalbeweging uit de schelp trekken. In Vlaanderen worden ze in de handel vaak “kreukels” genoemd of “caracole”. In Zeeland worden ze lokaal “krukels” genoemd.
In o.a. Ierland, Schotland en Frankrijk – landen met veel rotsige kusten – bestaat een professionele visserij op alikruiken. Veel wordt uitgevoerd, onder andere naar België en Nederland. In Nederland is het op bepaalde plaatsen toegestaan om recreatief alikruiken te verzamelen. Dit houdt in dat je je portietje mag plukken, maar enkel voor eigen gebruik (max. 10 kilogram). In België mag het niet, omdat er te weinig zijn en de schade aan het milieu te groot zou zijn.
138582_alikruiken-viswinkel_VLIZ-Leontien-De-Wulf.jpg
Archeologie en erfgoed
Deze zeeslakjes worden in het Noordzeegebied al gegeten sinds prehistorische tijden. Archeologen vonden hele hopen van deze leeggegeten slakken in Denemarken, Schotland, Frankrijk enz.
Het is een typisch Zeeuwse traditie om met Pasen gekookte “krukels” te serveren met krentenbrood. Volgens Nick Trachet, journalist bij BRUZZ, werden alikruiken culinair ontdekt door de rijke burgerij bij het ontstaan van het kusttoerisme op het eind van de 19de eeuw. Alikruiken stonden toen voordien op het menu van de armere kustbevolking, maar door het kusttoerisme ontstond er ook een markt voor “bigorneaux” in de steden in het binnenland. Mosselboeren brachten ze levend mee met de transporten van mosselen. Sindsdien is het in Vlaanderen typisch om alikruiken (en wulken) te serveren met de kermis.
In Bretagne (Frankrijk) wordt de ludieke wereldkampioenschap gehouden “om het verst alikruiken spuwen”.