Brakwatergebieden
Mix van zoet en zout
Zeewater en zoet water kunnen op twee manieren vermengd worden. Door de getijdenbeweging dringt zeewater de rivierarmen binnen en komt het in aanraking met zoet rivierwater. Buitendijkse zones met brak water zijn het gevolg. Als er veel aanvoer van rivierwater is, vergeleken met de hoeveelheid zeewater, zijn die zones heel groot. De hele Zuiderzee was ooit brak. In het waddengebied zijn bijvoorbeeld nu nog de Dollard en de Jadebusen voor een belangrijk deel brak. Zelfs de hele Oostzee is brak water. Ook binnendijks kunnen brakke wateren voorkomen. Doordat zout water als kwelwater onder duin of dijk door in een polder aan de oppervlakte komt, kan dit met binnendijks zoet water mengen.
falsterbo nabben 2.jpg
De brakke grond
Landbouwgewassen kunnen slecht tegen zout of brak grondwater. Als er sprake is van zout water in een landbouwgebied spreekt men van verzilting. Waterbeheerders proberen meestal de verzilting tegen te gaan, vanwege het belang van de boeren. Beheerders van natuurgebieden langs de kust willen juist graag zout grondwater in hun terrein, omdat er dan bijzondere planten gaan groeien. In brakwatergebieden kunnen boeren dus niet alles telen. De meeste landbouwplanten kunnen niet tegen zout water. Maar er zijn er ook soorten die er wel tegen kunnen, of die juist brakke omstandigheden nodig hebben om te groeien. Deze laatste worden zilte zeegroenten genoemd. Zeekraal en zeeaster zijn daar voorbeelden van.
fitis-gebieden-zeeaster-1-sd 2.jpg
Huidige brakwatergebieden
De Deltawateren waren van oudsher voor een groot deel brak. Door de Deltawerken zijn veel van deze gebieden of zoet of zout geworden. Het Veerse Meer, de Grevelingen en delen van de Westerschelde zijn nu nog brak. De Oosterschelde is zout, en het Haringvliet zoet. In Zuid- Holland zijn de brakke gebieden beperkt tot wat binnendijkse gronden op Goeree Overflakkee, Voorne Putten en in de Hoeksche Waard. Brabant heeft enkele brakwatergebieden op de grens met Zeeland. Vroeger was de Biesbosch ook brak. In Noord Holland is binnendijks brak water te vinden achter de Hondsbosse Zeewering, in de Wieringermeerpolder en op Texel. De overige waddeneilanden, Friesland en Groningen hebben enkele binnendijkse brakke gebieden. De Dollard is een groot buitendijks brakwatergebied.
Uitbreiding brakwatergebieden gewenst
In 1997 kwam Rijkswaterstaat met een plan om het brakwater-areaal in Nederland uit te breiden. Er kwam een discussie op gang over de vraag of het areaal moet worden uitgebreid binnen de grenzen van het huidige waddengebied, of gezien moet worden als een uitbreiding van het waddengebied ten koste van huidig boerenland.
Er is ook discussie over de zoet-zoutovergang tussen de Oosterschelde en het Krammer-Volkerak. Door de aanleg van dammen komt er bijna geen zoet water meer in de Oosterschelde. Dit is indertijd gedaan om het gebied te beschermen voor het sterk vervuilde rivierwater. De Oosterschelde veranderde van een riviermonding, met een geleidelijke overgang van zoet naar brak naar zout water, in een permanent zoute zeearm. Onderzoek toont aan dat de kwaliteit en de productiviteit van de Oosterschelde vooruit zouden gaan als er weer sprake zou zijn van doorstroming van zoet water. Enkele typische zee-soorten zullen verdwijnen, maar voor het merendeel zal de bestaande fauna, inclusief schelpdierbestanden, behouden blijven.
Een probleem is de vervuiling van het Maas- en Rijnwater. Deze is nu zo nog steeds zo erg dat het niet verantwoord lijkt om het rivierwater in de Oosterschelde te laten.
fitis-zeelandbrug-vissersschip-oosterschelde-sd 2.jpg
Watertypen in brakwatergebieden
Binnendijkse brakwatergebieden bestaan uit kreken, wielen, inlagen, drinkputten en karrevelden. Kreken zijn restanten van oude getijdengeulen die door inpoldering geen eb en vloed meer hebben. Ze zijn vaak licht brak. Door hun grotere afmetingen verandert het zoutgehalte niet erg sterk. Wielen of welen zijn ontstaan door dijkdoorbraken. Op de plekken waar het water naar binnen kolkte zijn diepe plassen achtergebleven. Het zoutgehalte is meestal laag. Veel wielen hebben bijzondere planten of dieren. De Terluchtse Weel bij Goes in Zeeland staat bekend om de kolonies mosdiertjes die er voorkomen.
Inlagen zijn stroken land tussen twee dijken. De tweede dijk werd gemaakt omdat men geen vertrouwen had in de eerste dijk. De grond voor de nieuwe dijk kwam uit de strook tussen de twee dijken. Hier ontstonden ondiepe brakke wateren met een groot oppervlak. Er komen vaak veel vogels tot broeden, waaronder kluten. Inlagen zijn typisch Zeeuws.
Drinkputten zijn gegraven plasjes die dienen om regenwater op te vangen voor het vee. Als ze te diep zijn, komen ze onder invloed van zoute kwel te staan. Karrevelden zijn ontstaan door kleiwinning. Om de 10 tot 15 meter liggen greppels, gevuld met brak water.
fitis-gebieden-noord beveland-inlaag-sd 2.jpg
Typische brakwatersoorten
Om te kunnen leven in brak water moet een soort zowel met zoet als met zout water om kunnen gaan. Niet veel soorten kunnen dit. Vlokreeften en de brakwatersteurgarnaal kunnen zich bij verschillende zoutconcentraties handhaven. Sommige soorten waterwantsen, pissebedden en vlokreeftjes kunnen onder niet al te zoute omstandigheden leven, net als sommige soorten schelpdieren. Kenmerkende brakwaterplanten zijn zoutwaterzannichellia, zilte waterranonkel, snavelruppia en spiraalruppia.