Westerschelde
Waardevol ecologisch gebied
Open riviermondingen zoals de Westerschelde zijn zeldzaam in Europa. Zeevissen als tong, schol en zeebaars, maar ook garnalen hebben hier hun kraamkamers. Op de schorren groeien zeekraal, schorrezoutgras, zoutmelde en zeealsem. Heen, strandkweek, melkkruid, zilte rus en zeeaster komen meer stroomopwaarts voor. In het slik leven bodemdieren zoals wadpier, draadworm, kokkel, wadslakje en de slijkgarnaal. Bij hoogwater worden de platen druk bezocht door garnalen, grondels en harders. Bij laagwater vinden vogels, zoals steltlopers, eenden en ganzen hier hun voedsel. In de uitgestrekte rietvelden aan de oostkant leven blauwborst, rietzanger en kleine karekiet. Het Schelde-estuarium herbergt het grootste brakwaterschor van Europa: het Verdronken Land van Saeftinghe. Aansluitend ligt het Schor Oude Doel, het Paardenschor en het Sieperdaschor.
Visserij
In het westelijke deel van de Westerschelde wordt gevist op garnaal, tong en schar. Ter hoogte van Terneuzen wordt met fuiken op sprot en paling gevist. Vanaf de Voordelta tot Hansweert liggen kokkelgebieden. Meer stroomopwaarts wordt het zoutgehalte van het water voor veel van deze soorten te laag.
Kinderkamer
Jonge garnalen, tong en schol groeien op in de Westerschelde. Het is hun kraamkamer. Deze gebieden zijn daar geschikt voor omdat hier veel voedsel is en niet zoveel belagers. Tongetjes van 12 tot 15 mm trekken soms verder de Westerschelde op, tot in het zoete water.
Invloed van de mens
Vanaf de 11e eeuw begonnen de Zeeuwen de schorren in te inpolderen. Na de grote overstroming in 1953 werd het Deltaplan uitgewerkt. Zeeland moest veilig worden. Verder moest verzilting van het land tegengegaan worden. Alle zeegaten werden afgedamd, behalve de Westerschelde. Die was te belangrijk voor de scheepvaart. De containervaart op de Schelde is de laatste 30 jaar enorm gegroeid. De schepen worden ook steeds groter. Met de schepen komen vaak ongewenste lifters mee. Dat zijn zeedieren of -planten uit andere streken die in het ballastwater van het schip of op de romp vastgehecht de Schelde binnenkomen. 83 soorten zijn erin geslaagd zich te vestigen in het Schelde-estuarium. Sommige bedreigen inheemse soorten.
Baggeren, baggeren, baggeren
Om ervoor te zorgen dat de grote schepen de haven van Antwerpen kunnen bereiken moet de vaargeul voldoende diep zijn. Door de open verbinding met de zee wordt veel zand meegevoerd met de getijden. Dat bezinkt in de Westerschelde waardoor de vaargeulen ondieper worden. Daarom worden de 14 ondiepe gedeelten, de zogenaamde drempels, steeds weer tot 14,7 meter diepte uitgebaggerd. Op bepaalde plaatsen wordt de vaargeul verbreed tot 370 meter. Daar kunnen de zeeschepen draaien.
Beleid
Het internationale karakter, de grote economische betekenis en de vele natuurgebieden van de Schelde vragen om goed overleg tussen de betrokken landen. In de Westerschelde zijn diverse nationale en Europese richtlijnen van kracht, waaronder de Europese kaderrichtlijn Water, de Vogelrichtlijn, de Habitatrichtlijn, de richtlijn gevaarlijke stoffen en de Visserijquotering. Bovendien is het gebied aangeduid als Ramsargebied. Het valt vaak niet mee om alle belangen recht te doen.